Wiskunde is veel meer dan alleen optellen en aftrekken. En natuurlijk, naarmate uw kind ouder wordt, wordt wiskunde ingewikkelder. Om het wiskundig leren van uw kind te ondersteunen, moet u deze wiskundige concepten en termen kennen van optelling tot nul.
Wiskundige termen van A tot Z
-
A is voor optelsom: Een optelsom is een van de getallen die in een optellingsopgave worden opgeteld. In de opgave 3 + 5 = 8, zijn 3 en 5 optellingen.
-
B is voor haakjes: haakjes zijn symbolen die in de algebra worden gebruikt en die vierkant zijn [ ], rond ( ), gekruld { } of hoekig < >. Ze worden gebruikt om stukjes gecompliceerde vergelijkingen te compenseren, zodat uw kind de juiste volgorde van bewerkingen doorloopt om het probleem op te lossen.
-
C is voor hoofdtelwoorden: veel mensen verwarren hoofdtelwoorden en rangtelwoorden. Hoofdtelwoorden zijn cijferwoorden of cijfers die worden gebruikt om te tellen of om de hoeveelheid te bepalen. Bijvoorbeeld ‘1, 2, 3’ of ‘een, twee, drie’.
-
D is voor dubbelfeiten: Dubbelfeiten zijn een belangrijke manier voor uw kind om optelfeiten te onthouden. Een dubbelfeit is wanneer een getal bij zichzelf wordt opgeteld, zoals 1 + 1 = 2, 2 + 2 = 4, 4 + 4 = 8 en 8 + 8 = 16.
-
E is voor vergelijking: Een vergelijking is een wiskundige zin die ten minste één gelijkteken heeft. Vergelijkingen kunnen eenvoudige optelproblemen of complexe algebraïsche zinnen zijn.
-
F is voor feitenfamilies: Feitenfamilies zijn een reeks getallen die aan elkaar gerelateerd zijn door middel van een wiskundige bewerking en de vergelijkingen die ze samen kunnen maken.
-
G staat voor geometrie: Geometrie is een tak van wiskunde die tweedimensionale vormen en driedimensionale figuren bestudeert. Naarmate uw kind complexere wiskunde leert, zal geometrie een grotere rol spelen in wat ze leren.
-
H is voor hypotenusa: de hypotenusa is de langste zijde van een rechthoekige driehoek, de zijde die tegenover de hoek van 90 graden ligt.
-
I is voor oneindig: Oneindigheid is het “getal” dat wordt weergegeven door het zijwaartse acht-symbool: ∞ Het is groter dan en heeft een grotere hoeveelheid dan enig reëel getal. Er is ook negatief oneindig, dat groter is dan enig echt negatief getal.
-
J is voor rechtvaardigingen: hoewel je rechtvaardigingen kunt zien als wat je kind je als excuus geeft als ze iets verkeerd hebben gedaan, is een rechtvaardiging in wiskunde een bewering die bewijst dat een wiskundige conclusie correct is. Rechtvaardigingen worden meestal gebruikt bij het bewijzen van stellingen in de meetkunde.
-
K is voor toetsenreeks: Een toetsenreeks is de richting van wat in een rekenmachine moet worden ingevoerd en in welke volgorde. De cijfers en sleutelsymbolen worden meestal in kleine rechthoeken getekend, zodat ze eruitzien als rekenmachineknoppen.
-
L is voor kleinste gemene deler of kleinste gemene veelvoud: De kleinste gemene deler (LCD) en kleinste gemene veelvoud (LCM) zijn gerelateerd. De LCM is het kleinste positieve gehele getal waarin twee getallen gelijkelijk kunnen worden verdeeld. De LCD is de kleinste LCM die het onderste getal (noemer) van twee gegeven breuken deelt.
-
M staat voor gemiddelde, modus en mediaan: deze drie concepten brengen veel kinderen in verwarring. Het gemiddelde is het gemiddelde van een reeks getallen. De modus is het nummer dat het meest voorkomt in een lijst met nummers. De mediaan is het getal in een reeks getallen waaronder precies de helft is van de rest van de getallen en waarboven precies de helft is van de rest van de getallen. Kortom, het is het midden van de lijst.
-
N is voor geneste haakjes: geneste haakjes zijn sets van haakjes binnen andere haakjes, zoals Russische nestpoppen. Het is een manier om uw kind te laten weten welke vergelijking het eerst moet worden opgelost: de binnenste reeks haakjes.
-
O is voor geordend paar: Een geordend paar is een reeks grafiekcoördinaten uitgedrukt als (x,y). x is altijd het eerste getal en y is altijd het tweede.
-
P is voor parallel: je kunt evenwijdige lijnen en evenwijdige vlakken hebben, die beide geen punten gemeen hebben, wat betekent dat ze elkaar nooit zullen ontmoeten.
-
Q is voor quotiënt: Het quotiënt is het antwoord op een delingsprobleem.
-
R is voor rest: Een rest is het bedrag dat overblijft in een deelprobleem als het getal niet gelijkmatig kan worden verdeeld.
-
S is voor oplossing: de oplossing voor het probleem is het antwoord dat de lege plek opvult. In eenvoudige wiskunde is dit het getal na het gelijkteken. In meer gecompliceerde wiskunde is dit de waarde van de onbekende variabele(n). Als uw kind bijvoorbeeld x oplost in deze vergelijking, 2x + 4 = 14, is de oplossing 5 of de waarde van x.
-
T staat voor termen: termen zijn de getallen of delen van een vergelijking die worden gescheiden door het optelteken, het aftrekteken of komma’s. Termen kunnen de oplossing zijn voor een vergelijking tussen geneste haakjes.
-
U staat voor onbekend: wanneer uw kind aan een complex rekenprobleem werkt, zijn de waarden van de variabelen soms onbekend.
-
V is voor variabele: Een variabele is de letter die wordt gebruikt om een onbekende waarde te vervangen. Dat komt omdat de waarde kan variëren afhankelijk van de oplossing van de rest van de vergelijking.
-
W is voor gehele getallen: Hele getallen zijn de gehele getallen (of cijfers) die niet negatief zijn. Bijvoorbeeld 0, 1, 2, 3, enz.
-
X is voor x-as: De x-as is de horizontale (overgaande) lijn van een getallengrafiek.
-
Y is voor y-as: De y-as is de verticale (omhooggaande) lijn van een getallengrafiek.
-
Z is voor nul: nul (0) is een getal zonder waarde. Het staat niet voor een hoeveelheid en het is noch negatief, noch positief.
Discussion about this post