Wetenschappers weten niet zeker of het virus leeft of niet. Over het algemeen gebruiken wetenschappers een lijst met criteria om te bepalen of iets levend of niet-levend is. Laten we eens kijken naar enkele eigenschappen van levende wezens en kijken of virussen die eigenschappen ook hebben of niet.
Levende dingen hebben cellen. Virussen hebben geen cellen. Virussen hebben een eiwitmantel die hun genetisch materiaal (DNA of RNA) beschermt. Maar virussen hebben geen celmembraan of andere organellen (bijvoorbeeld ribosomen of mitochondriën) die cellen hebben.
Levende wezens planten zich voort. Over het algemeen planten cellen zich voort door een kopie van hun DNA te maken. In tegenstelling tot cellen hebben virussen niet de middelen om een kopie van hun DNA te maken. Maar virussen hebben andere manieren gevonden om nieuwe virussen te maken. Virussen repliceren door genetisch materiaal van virussen in een gastheercel in te brengen. Dit proces zorgt ervoor dat de cel een kopie maakt van het virus-DNA, waardoor er meer virussen worden gemaakt.

Veel wetenschappers beweren dat, hoewel virussen andere cellen kunnen gebruiken om zichzelf te reproduceren, virussen volgens deze criteria nog steeds niet als levend wezen worden beschouwd. De reden is dat virussen niet de middelen hebben om hun genetisch materiaal zelf te repliceren.
Meer recentelijk hebben wetenschappers een nieuw type virus ontdekt, een mimivirus genaamd. Deze virussen bevatten de tools om een kopie van zijn DNA te maken. Deze bevinding suggereert dat bepaalde soorten virussen in feite een levend wezen kunnen zijn.
Levende dingen verbruiken energie. Buiten een gastheercel verbruiken virussen geen energie. Virussen worden pas actief als ze in contact komen met een gastcel. Eenmaal geactiveerd, gebruiken ze de energie en hulpmiddelen van de gastheercel om meer virussen te maken.

Omdat virussen hun eigen energie niet gebruiken, beschouwen sommige wetenschappers ze niet als iets dat leeft. Dit is echter een vreemd onderscheid, omdat sommige bacteriën afhankelijk zijn van energie van hun gastheer, en toch worden ze als een levend wezen beschouwd. Deze soorten bacteriën worden obligate intracellulaire parasieten genoemd.
Levende wezens reageren op hun omgeving. Of virussen echt op het milieu reageren, is onderwerp van discussie. Virussen hebben interactie met de cellen die ze infecteren, maar de meeste van deze interactie is eenvoudigweg gebaseerd op de anatomie van het virus. Virussen binden bijvoorbeeld aan receptoren op cellen, injecteren hun genetisch materiaal in de cel en kunnen in de loop van de tijd (binnen een organisme) evolueren.
Levende cellen en organismen hebben meestal ook deze interacties. Cellen binden zich aan andere cellen, organismen geven genetisch materiaal door en ze evolueren in de loop van de tijd, maar deze acties zijn bij de meeste organismen veel actiever. Bij virussen zijn geen van deze acties actieve processen, ze vinden simpelweg plaats op basis van de chemische samenstelling van het virus en de omgeving.
Wat is het uiteindelijke antwoord?
Wanneer wetenschappers deze lijst met criteria toepassen om te bepalen of een virus een levend wezen is of niet, blijft het antwoord onduidelijk. Daarom gaat de discussie voort of virussen levende wezens zijn of niet-levende wezens. Naarmate het begrip van virussen zich blijft ontwikkelen, kunnen wetenschappers uiteindelijk een definitieve beslissing nemen over deze vraag.
Als virussen geen levend wezen zijn, hoe kunnen we ze dan vernietigen?
Ongeacht aan welke kant van het debat u zich bevindt, we weten dat virussen kunnen worden gedeactiveerd. Als de virussen eenmaal inactief zijn, kunnen ze een gastheercel niet infecteren.
Er zijn twee soorten virussen: virussen met een lipide buitenschaal en virussen met een eiwitcoating die capside wordt genoemd. Voor de virussen met een lipidenomhulsel kunt u gewone zeep gebruiken om de buitenste laag uit elkaar te scheuren en het virus te deactiveren. De resterende delen van de virussen kunnen vervolgens door de gootsteen worden weggespoeld en zijn onschadelijk. Het mooie is dat het slechts ongeveer 20 seconden duurt om de handen grondig met water en zeep te wassen. Het virus dat COVID-19 veroorzaakt, heeft een lipidenomhulsel, zodat het met zeep kan worden gedeactiveerd.
Virussen met eiwitcoating, zoals de rhinovirussen en adenovirussen die verkoudheid veroorzaken, worden niet gedeactiveerd door zeep, maar worden nog steeds losgemaakt van onze huid en oppervlakken en kunnen vervolgens door de gootsteen worden weggespoeld. Dit is ook de reden waarom het beter is om je handen te wassen met water en zeep dan met een handdesinfecterend middel. Handdesinfecterende middelen hebben niet hetzelfde effect als het verwijderen van de virussen van onze huid, zodat ze door de gootsteen kunnen worden weggespoeld.
.
Discussion about this post